-
1 organiser
organiser [orgaaniezee]1 ordenen ⇒ samenstellen, inrichten2 organiseren ⇒ regelen, plannen, opzetten, op touw zetten♦voorbeelden:organiser son temps • zijn tijd goed indelenorganiser un complot • een complot smedenorganiser une rencontre • een ontmoeting tot stand brengen♦voorbeelden:v1) ordenen, samenstellen2) organiseren, plannen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский